Homepage KO
Stamreeks Ivens
Stamreeks Veltmeijer
Rotterdamse reeksen Ivens
Extra informatie bij Stamreeks IVENS
Dirk Ivense trouwde in 1726 met Lijntie Jans van Muijlwijk. Lijntjes vader Jan Luijken
was een afstammeling van een zekere Luijt Herbersz, geboren circa 1560. Deze was mogelijk
een van de nazaten van Matthijs van Muijlwijck, geboren omstreeks 1385. Matthijs was een
leenman van Altena, die na de Sint-Elisabethsvloed in 1421 naar Gorinchem vertrok met
zijn gezin. Vooralsnog kunnen we er niet geheel zeker van zijn dat Matthijs aan het begin staat
van deze reeks, omdat 'onze' Van Muijlwijken hun achternaam pas na 1700 zijn gaan voeren.
Wel is duidelijk dat de oudst bekende voorvader van onze Van-Muijlwijk-reeks, Luijt Herbersz,
gewoond heeft op Rietvelt, een vlekje even ten noord-oosten van Arkel, in de Alblasserwaard.
Van Dirk Ivense weten we dat hij chirurgijn was. Hij was van 1729 tot 1759 werkzaam in het dorp
Alblasserdam als meester chirurgijn. Het meesterschap hield in dat hij leerlingen mocht opleiden.
Een chirurgijn was weliswaar een graadje minder dan een dokter in de medicijnen, maar de opleiding
was toch ook niet mis. Bovendien was de opleiding duur, zodat we er gevoeglijk vanuit kunnen gaan
dat Dirk uit een redelijk gegoede familie kwam.
Op 25 mei 1729 werd aan Dirk Ivens, mr. chirurgijn, door collega-chirurg Arnoldus Plomp, die dat
jaar uit Alblasserdam vertrok, een huis getransporteerd. Dit huis lag aan de Kinderdijk, naast dat
van kleermaker Jan Pietersz van Schagen. Naast de kleermaker woonde schepen Cornelis Redelijkheyt.
Hoe Dirk overdag en in nuchtere toestand met zijn buren opschoot, vertelt het verhaal niet, maar op
zekere nacht in februari 1733 schold hij twee uur lang zijn buren uit voor schelmen en beesten.
Volgens Jan van Schagen en zijn vrouw riep hij: "Komt er uyt snijders, wevers, schout en schepen,
schelmen en dieven”. In oktober van hetzelfde jaar verschenen ter secretarie van Alblasserdam
Cornelis Redelijkheyt en zijn echtgenote Lijntje Verhoek, teneinde verklaring af te leggen van
een nachtelijk bezoekje te hunnent van Dirk. Nadat ook Dirks vrouw was binnengekomen en Dirk
was voorzien van een glaasje jenever, sprak de bezoeker lovende woorden uit aan het adres van
zijn buren Cornelis de schepen en Jan de snijer. Deze lof kreeg echter een verrassend vervolg. In
plaats van buurman te omhelzen begon Dirk met een mes te zwabberen. Uiteindelijk wist de vrouw
van Dirk de situatie te redden door het mes van hem over te nemen...
In het archief van de Hoge Vierschaar van Zuid-Holland staat een stuk dat een mogelijke verklaring
biedt voor de vertroebelde relatie van voorvader Dirk met zijn omgeving.
Begin 1733 waren er klachten binnengekomen tegen hem, vanwege zijn onverschillige houding
tegenover een patiënt en zijn povere verstrekking van medicijn. De behandeling, die slechts uitliep
op de dood van de zieke, bekroonde hij met een torenhoge rekening. Na het overlijden diende hij zijn
gepeperde rekening nogmaals in, nu bij de erfgenamen. Toen die bij hem zelf aanklopten om verhaal
te halen, ging hij hen te lijf en wees hen de deur. Een behandeling die zijn vrouw Lijntje eveneens
ten deel viel…
De volledige geschiedenis is te lezen in een online boek van de hand van Harry Aardoom:
“Mededogen in vroeger tijd”. Het verhaal over Dirk staat op pagina 195-196.
Hoe Dirk zich in het vervolg gedragen heeft, weten we niet, maar het is de vraag of Dirks buren en
patiënten erg rouwig waren toen Dirk in november 1759 een hypotheek op zijn huis nam en kort daarop
vertrok naar Engeland om aldaar dienst te nemen als scheepschirurgijn. Zijn vrouw en kinderen zullen
misschien toch niet echt gelukkig zijn geweest met zijn vertrek, want hij nam wel het geld mee dat
hij had opgenomen. Negen jaren later hadden zij nog altijd niets vernomen. Vrouw Lijntje van
Muijlwijk eindigde dan ook in de bedeling van de Diaconie.
Bronnen: CD-rom Ons Voorgeslacht, Geneanet, Website Stamreeks Van Muijlwijck (1),
CD Alblasserdam, Website Engelfriet, Website Harry Aardoom
Jacobus Ivens trouwde in 1765 met Marietje de Keijser. Haar vader Jan werd in 1718
gedoopt in 's Gravenhage, maar diens ouders kwamen eigenlijk allebei uit een ander deel van
de provincie. Zo kwam zijn moeder Maria de Leeuw uit Capelle in de Langstraat, dat nu bij
Noord-Brabant hoort, maar in die tijd deel uitmaakte van Holland. Drie broers en een jongere
zuster van Jan de Keijser werden in Capelle gedoopt. Jans vader Hermannus kwam uit een
Gorinchems geslacht, waarvan Jacob Jansz de Keijser, geboren rond 1585, de stamvader is.
De moeder van Marietje de Keijser stamde zoals haar achternaam Van Donge(n) al aangeeft,
uit Brabant.
Adressen in Rotterdam:
Jacobus Ivens woonde toen hij trouwde nog in Alblasserdam, maar stierf te Rotterdam aan de
Karnemelkshaven.
Marietje de Keijser woonde toen zij trouwde agter de Groote kerk.
Toen hun zoon Johannes Jacobus Ivens geboren werd, woonde het echtpaar aan de
Cool Singel.
Bronnen: Geneanet, Stadsarchief Rotterdam, Website Parenteel Jacob Jansz. (Jaques.) de KEIJSER
Johannes Ivens trouwde in 1808 met Catharina de Groot. Catharina's moeder, Jannetje
van Haring, kwam uit Bodegraven, maar Catharina's vader Thomas verdient het predicaat
'door en door van Rotjeknor'. De familie De Groot had als stamvader Jacob Danielsen de Groot,
geboren omstreeks 1625 en in 1670 wonend aan de Oppert. De familie was remonstrants, wat
meteen doet denken aan de beroemde jurist en Pensionaris der Stad Rotterdam, Hugo de Groot,
die als remonstrant in 1618 werd gearresteerd en gevangengezet in slot Loevestein vanwege zijn
verzet tegen Maurits, de prins van Oranje, die de partij der contraremonstranten had gekozen. De
kans dat 'onze' Jacob de Groot familie was van Hugo lijkt me evenwel gering. Hugo kwam uit een
intellectueel milieu, terwijl Jacobs vermoedelijke vader, Daniel Jacobsoon, bezemmaker en klapwaker
was. Best respectabel geachte beroepen in die tijd, maar zonder de intellectuele achtergrond van de
jurist.
Omdat de voorouders van Catharina de Groot in vaderlijke lijn uit Rotterdam kwamen, zullen
we de Stamreeks De Groot apart onderbrengen op de pagina met Rotterdamse zijreeksen bij
Stamreeks IVENS.
Op pagina 2 en 3 van het Nieuwsblad Ivensgen heeft u kunnen lezen dat Catharina de Groot ook
afstamde van het oorspronkelijk uit Zeeland stammende geslacht Verboom. Catharina's grootmoeder
Willemijntje Klopper(t), de echtgenote van Meester bezemmaker Johannes de Groot, was zo goed
als zeker een dochter van de Leerdammer Jacob Jansen Cloppert en zijn vrouw Catharina Verboom.
De stamvader van de stamreeks Verboom was getrouwd met Yda Bartholomeusdr van der Does en
Yda's voorouders hebben we kunnen terugvinden tot in de 13de eeuw, met name dankzij de
inspanningen van de familie Werner. Zoals gezegd vinden we onder deze voorouders ridders en
knapen, mannen die geen ridder waren, maar het op grond van hun financiële en maatschappelijke
positie wel nog zouden kunnen worden.
Binnen de groep der ridders en knapen (die vanaf de 15de eeuw ook wel "ridderschap" werd genoemd)
bestonden grote sociale verschillen. Enerzijds werd zij gevormd door nakomelingen van de oude
12de-eeuwse adel, anderzijds waren er onder hen ook veel "ministerialen", onvrije dienaren van de
graaf, die zich door eigen verdiensten omhooggewerkt hadden. Aan het eind van de 13de eeuw waren
sommigen onder hen "echte" edelen, die een kasteel bewoonden en vele landerijen bezaten, terwijl
anderen vrijwel net als gewone boeren leefden.
Onder Yda's ridderlijke voorouders bevonden zich mensen uit de hogere adel, maar we treffen ook een
koopman aan die "knape" was. Hij stamde af van iemand die ridder geweest zou zijn, maar het feit dat
deze Jan, de zoon van Heer Gillisz Oem, het als vulgair geziene beroep van koopman uitoefende, doet
bij kokobirry wel enigszins de wenkbrauwen fronsen. Het is wellicht zo dat arbeid adelt, maar echte adel
arbeidde zeer zeker niet in vroeger tijden! Niettemin staat het vast dat Jan geen lage sociale positie had
en er behoorlijk warmpjes bijzat. Uit betrouwbare bronnen weten we dat hij in staat was het ambacht
Oost-Barendrecht te kopen en dat hij in 1311 van de heer van Putten en Strijen een huis in Dordrecht in
erfleen kreeg. Dit huis was "Rosendael" geheten. Jans nageslacht kon zich dankzij dit feit "Van Rosendael"
noemen.
Bronnen: Geschiedenis van Holland, Geschiedenis van Dordrecht tot 1572, CD-rom Ons Voorgeslacht,
Website Kwartierstaat Werner 1, Website Marcel Wissenburg Genealogy
Adressen in Rotterdam:
Johannes Ivens stierf in 1856 in een huis aan de Botersloot. Hij had (zeker vanaf 1821) een
kruidenierswinkel aan het Rodezand.
Toen Catharina de Groot geboren werd woonden haar ouders in de Peperstraat; Catharina stierf
in 1842 aan het Rozand.
Toen hun zoon Jacobus Wilhelmus Ivens geboren werd, woonde het echtpaar Ivens-De Groot
aan de Vest.
Bronnen: Stadsarchief Rotterdam
Jacobus Wilhelmus Ivens trouwde in 1830 met Geertruida Frederiks (ook wel Frerichs).
Bernardus Frerichs, de vader van Geertruida, was een immigrant uit het Duitse Wildeshausen.
Geertruida's moeder, Maria Meesters, werd geboren in Vlijmen, bij 's Hertogenbosch. Zij stamde
naar ik vermoed van moederskant af van een Schot, die waarschijnlijk als soldaat naar de lage
landen gekomen is.
Maria was de dochter van de Vlijmenaar Hendrik Meesters en diens tweede vrouw, Amerentia
Tamson. Het gezin van Hendrik Meesters werd in 1817 getroffen door een noodlottig ongeval,
vermeld in het overlijdensregister van de gemeente De Werken en Sleeuwijk. In de akte van
12 april lezen we dat "Anna Marijns Tampson" daags tevoren was verdronken "in het beurtschip
van ‘t Bosch op ‘t Hage in de rivier voor deze Gemeente omgeslagen". Het overlijdensregister
van de gemeente Vlijmen bevestigt dat het ging om de 49-jarige dochter van Hendrick Tamson
en Anna de Noij, laatst gewoond hebbende te Vlijmen.
Hendrik Meesters werd dus weduwnaar op deze dag, maar tot overmaat van ramp was Amerentia
niet alleen op weg naar Den Haag. Zij werd vergezeld door haar zoon Jan, 17 jaar oud, en door
haar dochter Wouterina, die net twee jaar daarvoor gehuwd was.
Over de aanleiding voor het reisje richting Den Haag kunnen we slechts speculeren, maar deze was
misschien gelegen in een bezoekje aan familie. Onze Maria Meesters woonde in 1817 in Rotterdam
en haar echtgenoot had wellicht nog relaties in Den Haag. Hetzelfde geldt voor de echtgenote
van Maria's broer Henricus. Deze Henricus was eveneens gehuwd met iemand uit Den Haag.
De niet geheel van risico gespeende beurtvaart was een vorm van scheepvaart, waarbij vracht
en vee werden vervoerd volgens een dienstregeling langs een vast traject. Maar de beurtschepen
namen ook passagiers mee. De beurtvaart was daarmee de oudste vorm van openbaar vervoer in
Nederland. Het schip was weliswaar langzaam, maar gerieflijker dan de koets en het bood ook
een geschikt podium voor een praatje. In de Bossche Encyclopedie vertelt Henny Molhuysen
hoe het vervoer over water tussen Den Bosch en de rest van de wereld geregeld was.
Zoals gemeld was Bernardus Frerichs, de vader van Geertruida Frederiks, een immigrant uit het
Duitse Wildeshausen. Dankzij een mailtje van onze verre verwant Bert Sprangers konden we
nog een aantal treden hoger opklimmen in de stamreeks Frerichs. De oudst bekende voorvader in
deze reeks is een zekere Johann Frercks, rond 1670 eveneens geboren te Wildeshausen. Hij stond
bekend als meester timmerman en had een echtgenote met de welluidende naam Maria Elisabeth
von Lührte. Zijn zonen voerden de achternaam Bruns, maar in Nederland is deze naam blijvend
zoekgeraakt.
Adressen in Rotterdam:
Jacobus Wilhelmus Ivens woonde toen hij trouwde aan het Roozand.
Geertruida Frederiks woonde toen zij trouwde in de Zandstraat; zij stierf wonende in de
Princestraat.
Toen hun zoon Jacobus Ivens geboren werd, woonde het echtpaar ook reeds in de
Princestraat.
Overige bronnen: Stadsarchief Rotterdam, Family Search, Wikipedia,
Oldenburgische Gesellschaft für Familienkunde - Auswandern
Jacobus Johannes Bernardus Ivens trouwde in 1856 met Elisabeth van Wijk. Het wiegje
van haar vader Gijsbert stond in Katendrecht, toen nog niet de door havens omgeven hoerenbuurt,
maar een landelijk dorpje. Gijsberts vader Gijsbert kwam uit Poederoijen, in Gelderland. Het is
daarom aannemelijk dat de naam Van Wijk teruggaat op het Gelderse plaatsje Wijk, tegenwoordig
deel uitmakend van de gemeente Wijk en Aalburg. Gijsbert uit Poederoijen was naar ik vermoed
het kind van een volle neef en nicht.
De moeder van Elisabeth van Wijk, Adriana van der Giessen, kwam uit West-Barendrecht. Ook
Adriana's directe voorouders stamden van het eiland IJsselmonde, maar wat hogerop zien we
nog enkele andere streken terug: Brabant, Gelderland en Vlaanderen. Een van haar wat verdere
voorouders was bouwman Willem Pietersz Moerman. Hij is op jonge leeftijd met zijn ouders uit
Blankenberge, waar hij in 1573 geboren was, weggevlucht naar het vroegere Hollandse eiland
Rozenburg, in verband met de troebelen veroorzaakt door de Spanjaarden. Blankenberge werd
overigens in 1576 door de watergeuzen ingenomen en platgebrand.
Adressen in Rotterdam:
Jacobus Johannes Bernardus Ivens stierf in 1903 in een huis aan de Coolsingel, maar hij
woonde vanaf ca. 1891 aan de Boezemkade.
Elisabeth van Wijk stierf in 1906 aan de Boezemkade.
Toen hun zoon Adrianus Jacobus Ivens geboren werd, woonde het echtpaar in de Raampoort.
Bronnen: Stadsarchief Rotterdam, Geneanet, Encarta-Encyclopedie 1999-2002,
Website Streekarchief IJsselmonde
Laatste wijzigingen: 2 oktober 2022