Homepage KO Stamreeks Veltmeijer
Stamreeks Boensma
Extra informatie bij Stamreeks BOENSMA
Het is helaas niet met zekerheid te zeggen, maar het ziet ernaar uit dat de hier als stamvader
gepresenteerde Johannes Harmens Boensma een zoon was van een zekere Harmen Frankes
(overleden 31-10-1807 te Noordwolde) en diens vrouw Marijke Johannes. Dit waren althans
de ouders van de in 1831 te Joure overleden Aaltje Harmens, die mogelijk een zus was van
Johannes. Johannes lijkt ook nog een zus Lijsbet, een zus Maryke en misschien een zus Sybrich
gehad te hebben, maar de namen van hun ouders zijn niet overgeleverd. Hetzelfde geldt voor
Frans Harmens de Jong, die zeker een broer was van onze Johannes Harmens.
Tasten wij omtrent de afkomst van Johannes dus nog in relatief duister, vanaf 1786, het jaar
waarin Johannes in het huwelijk trad met Akke Pieters, krijgen de feiten betreffende onze
voorouders Boensma meer reliëf.
Van het echtpaar zijn drie kinderen bekend. De oudste zoon,
Harmen, die gedoopt werd op 11 februari 1787 te Heerenveen (Het Meer), is op zeker moment
verhuisd naar het Overijsselse Avereest, waar hij in 1851 overleed.
Toen hun kinderen goed en wel de deur uit waren kwamen Johannes en zijn vrouw Akke in de
penarie. Dat blijkt uit drie berichten in de Leeuwarder Courant van 1823. Op 18 april verscheen
de eerste onheilstijding:
Bij exploit van den Deurwaarder ANDRIES BORN, te Heerenveen, den 7 November 1822,
behoorlijk geregistreerd, heeft AKKE PIETERS, huisvrouw van JOHANNES HARMEN
BOENSMA, Hovenier te Heerenveen, aldaar wonende, actie tot scheiding van goederen
aangesteld tegen genoemden haren man, en tot Procureur gesteld de heer FRANS ANNES
JONGSTRA.
Akke wilde klaarblijkelijk haar eigen bezittingen veilig stellen. In de krant van 17 oktober zou
blijken waarom. Daar lezen we de aankondiging van een
EXECUTORIALE VERKOOP BIJ DE REGTBANK VAN EERSTEN AANLEG , ZITTING
HOUDENDE TE HEERENVEEN.
Het betrof "Zekere HUIZINGE cum omnibus annexis, staande en gelegen op het zoogenaamde
Achterom te Heerenveen , in de Grietenij Ængwirden", op no. 69. Dit geheel werd "Gearresteerd
als onroerend goed , ten laste van JOHANNIS HARMENS BOENSMA , Hovenier , wonende
te Heerenveen in Ængwirden , en ter requisitie van LUITE JACOBS DE BOER , Winkelier en
Grossier , wonende te Heerenveen". Onze brave tuinman was failliet!
Niet leuk voor ons voorouderlijk echtpaar natuurlijk, wel interessant voor ons als nazaten, want
het is dankzij dit faillissement dat wij weten hoe Johannes en Akke hebben gewoond. Uit het
volgende bericht, gepubliceerd op 30 december leren we dat de "huizinge" een tuin had aan de
achterzijde, en van binnen was "voorzien als volgt":
ten westen van een Kamertje , waarin een Schuifraam, een klein Raamtje en twee Bedsteden ;
voorts een Gang en Winkel , waarin de ingang uit de Straat ; benevens een Kamer , waarin twee
Vensters en twee Bedsteden , wijders bestaat het achterste gedeelte uit een Kamertje , waarin
twee Vensters en twee Bedsteden , benevens een Keuken , waarin twee Vensters , twee Bedsteden
en een Provisiekast.
Geen wonder dus dat we in 1826 bij het huwelijk van de jongste dochter van Johannes' broer
Frans, Marijke Franses de Jong, als getuige de oom van de bruid terugvinden als "Johannes
Harmens Boensma, 62, potschipper, zonder vaste woonplaats". Maar gelukkig, als in 1836 zijn
kleinzoon Johannes Pieters Boensma trouwt, wordt opa Johannes weer vermeld als "Tuinier
wonende te Heerenveen". En uiteindelijk sterft hij, intussen weduwnaar geworden, 91 jaren oud,
weliswaar zonder beroep, maar nog steeds wonende te Heerenveen.
Bronnen: Website Alle Friezen, WieWasWie, Delpher (kranten)
Pieter Johannes Boensma trouwde in 1816 met Baukje Klaazes Ytsma. Baukjes vader,
Claas Jans Ytsma, was timmerman; Baukjes moeder, Janke Isaaks, was vermoedelijk de dochter
van Ysaac Jacobs van der Werff, een scheepstimmerman uit Dokkum.
De vermoedelijke grootouders van Baukje waren de van Anjum afkomstige Jan Klases Ytsma
en de in Dronrijp geboren Baukjen Willems. Zij zijn in 1741 te Anjum getrouwd.
Anno 1749 was Jan adsistent, herbergier te Metslawier. Waarschijnlijk is het echtpaar enkele
jaren na hun huwelijk daarheen verhuisd. Het is een dorpje waarvan de schilderachtige oude
dorpskern is bewaard gebleven. Een impressie daarvan is te zien op de eerste foto hieronder.
Omstreeks 1750 lijken Jan en Baukjen zich op hun laatste adres te hebben gevestigd, een herberg
vlakbij Engwierum. Heel goed mogelijk was dat dit nog bestaande etablissement.
De herberg lag (en ligt?) aan de Dokkummer Nieuwe Zijlen. Dit zijn sluizen die in gebruik
werden genomen na het afsluiten in 1729 van het Dokkumer Grootdiep, een water dat tot dan
toe de open verbinding vormde tussen Dokkum en de Lauwerszee. De sluizen bij Engwierum
vervingen De Zijl, een 16de-eeuwse zeesluis in het centrum van Dokkum. Op de tweede foto
de uit het eerste kwart van de 17de eeuw stammende rij huizen op De Zijl.
Bronnen: Website Alle Friezen, WieWasWie, Wikipedia
Net als veel mensen hadden Claas en Janke niet het eeuwige leven. Dit blijkt alvast uit een
stukje in de Leeuwarder Courant de dato 27 september 1788:
Verkoop HUIZINGE en HERBERG bij de Dockumer Nieuwe-Zyllen onder Engwierum,
op 12 mei 1789 vrij te aanvaarden, bewoond door de eigenaresse, de Wed. van wijlen
Jan Ytsma, Baukje Willems, Casteleinske in de Herberg bovengemeld.
Wie per se de originele annonce wil zien kan op deze link
terecht.
Pieter Boensma en Baukje Ytsma zijn in Friesland gehuwd en hun eerste kinderen werden geboren in
Schoterland. In 1820 vinden we hen echter als ouderpaar in het Overijsselse Steenwijk. Dit stadje lag
dicht bij Willemsoord, een landbouwkolonie die in dat zelfde jaar werd gesticht door de zogeheten
Maatschappij van Weldadigheid op het Steenwijkerwoldeheideveld. De in 1818 op initiatief van
Johannes van den Bosch opgerichte Maatschappij had als doel paupers, bedelaars, landlopers, wezen
en vondelingen op te voeden tot 'zedelijkheid en een eerlijk zelfbestaan'. Arme mensen die geen
uitweg meer zagen, konden zich in de kolonies Frederiksoord, Willemsoord of Wilhelminaoord laten
opleiden tot zelfstandige pachtboeren.
Dankzij de informatie van Wil Schackmann weten we dat Pieter Boensma geen kolonist is geweest.
Het is echter wellicht geen toeval dat hij in Steenwijk opduikt precies in het jaar waarin Willemsoord
werd gesticht. We mogen dan ook de vraag stellen: zou timmerman Pieter misschien werk gevonden
hebben bij de bouw van de kolonie? Of we ooit een zeker antwoord zullen krijgen op deze vraag is
moeilijk te voorspellen. Het valt in elk geval op dat in later jaren maar liefst drie dochters van
Pieter iets met de vrije kolonies van de Maatschappij van doen kregen.
In 1837 trouwde dochter Akke (geboren in 1816) met de in Frederiksoord woonachtige kolonist
Henricus Lucassen. Over het gezin van Henricus's vader Lucas leze men verder op de website
Noviomagus.
Akkes halfzuster Geertruid, de in 1813 geboren dochter van Pieter Boensma en diens
eerste vrouw Teuntje Abes, belandde in 1841 in de kolonie Willemsoord, na haar huwelijk met
Henricus Kok, ook al een zoon van een van de allereerste koloniebewoners. Hoe het haar en Hendrik
daar is vergaan, beschreef Wil Schackmann uitgebreid op een pagina
betreffende de "proefkolonie".
Een spannende geschiedenis!
In 1847 volgde Akkes zusje Anna (geboren in 1825) eenzelfde patroon:
zij huwde Jacobus Verhagen, in 1822 geboren te Steenwijkerwold, als zoon van Lambertus Verhagen,
"kolonist wonende te Willemsoord". Ook over het gezin van Lambertus heeft de nijvere Groninger
iets te melden onder hoeve 67.
In 2009 bezocht kokobirry Museum De Koloniehof, gevestigd op de plek van de voormalige kolonie
in het Drentse plaatsje Frederiksoord. Hier kwamen we erachter dat de kolonisten behoorlijk wat
vrijheid moesten inleveren om de opleiding te mogen volgen. Daar stond tegenover dat hun lorren
plaatsmaakten voor degelijke koloniekleding en dat zij onderdak kregen in een fraai huisje met een
aardig lapje grond om van te leven. Dat moet voor velen per saldo toch als een verbetering zijn
gevoeld in vergelijking met het armetierig bestaan dat zij voordien leidden.
Op het terrein van dit museum is ook nog een echt koloniehuisje te bezichtigen. Voor een arme donder
niet slecht toeven in zo'n huisje...
... als we mogen geloven dat dit netjes opgepoetste geheel de werkelijkheid van toen reflecteert. We
hadden misschien toch even onder het plastic (!) kleedje moeten kijken.
Bronnen: Website Alle Friezen, WieWasWie, Website Geschiedenis van de Stellingwerven en de
Kop van Overijssel, Encarta-Encyclopedie 1993-2002. Zie ook website Wil Schackmann.
Harmannus Pieters Boensma trouwde in 1855 met Meintjen Vos, de dochter van arbeider Marten
Mintjes Vos, wiens ouders uit het Friese Follega afkomstig waren, en Anna Maria Geuting, die uit
Duitsland stamde. Deze Marten, geboren in 1782 te Paaslo als zoon van Meinse (Mintje) Pieters had
via zijn moeder Annige Joannis een hele reeks bijzondere voorouders. We zijn hierop attent gemaakt
door achternichtje Marja Berkel, née Veltmeijer, die er zelfs niet voor is teruggeschrokken om deel
te nemen aan een Van Hettinga Dag in Stavoren. Behalve met van Hettinga hebben we banden met nog
zowat adellijke families in Friesland.
Bronnen: Historisch Centrum Overijssel, Website Alle Friezen
Laatste wijzigingen: 11 oktober 2020